Duits politicus, die op 11 november 1918 de Duitse wapenstilstand ondertekende.
Erzberger begon zijn loopbaan als onderwijzer, later werd hij journalist. Zijn politieke carrière begon in 1903 toen hij lid van de Rijksdag werd voor de rooms-katholieke Centrumpartij. In de zomer van 1917 pleitte Erzberger voor een eervolle vrede zonder gebiedsverlies. Zijn ideeën werden in de vorm van een vredesresolutie op 19 juli door de Rijksdag aangenomen. De Duitse regering weigerde echter de resolutie uit te voeren.
Op 6 november 1918 werd Erzberger voorzitter van de Duitse wapenstilstandscommissie. Hij was lid van de delegatie die op 11 november 1918 in Compiègne de geallieerde wapenstilstandsvoorwaarden ondertekende.
Erzberger spande zich in om de Duitsers de harde bepalingen van het vredesverdrag van Versailles te laten accepteren. Rechtse kringen in Duitsland namen hem dat zeer kwalijk. In juni 1919 werd hij minister van Financiën. Toen Erzberger door Karl Helfferich, de leider van de Deutschnationale Volkspartei, werd beledigd, begon hij een proces dat uiteindelijk tot zijn aftreden leidde. Beschuldigingen van corruptie hadden zijn geloofwaardigheid aangetast.
Bij de Rijksdagverkiezingen van juni 1920 werd hij opnieuw gekozen. In datzelfde jaar overleefde hij ternauwernood een moordaanslag. Op 26 augustus 1921 werd Erzberger door twee rechts-radicale oud-officieren vermoord. De moordenaars vluchtten naar het buitenland, maar konden later naar Duitsland terugkeren. Na de Tweede Wereldoorlog werden zij alsnog gearresteerd. Een van hen werd tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld.