Gepubliceerd op 13-06-2017

Conjunctuur

betekenis & definitie

De meerjaarlijkse, min of meer regelmatige afwisseling van perioden van toenemende en afnemende economische activiteit, waarbij het nationaal inkomen, de productie en de werkgelegenheid beurtelings toe- en afnemen.

De conjunctuurbeweging kan schematisch als een cyclus worden voorgesteld. De eerste fase bestaat uit een opgang, die naar een hoogtepunt leidt. Dit hoogtepunt slaat meestal plotseling om in een crisis, waarna een neergang volgt. Na een eventuele tijdelijke stagnatie gaat de neergang weer over in een nieuwe opgang. De bovenste fase van de conjunctuurbeweging wordt hoogconjunctuur genoemd, een periode waarin het nationaal inkomen in het algemeen hoog is en waarin de werkgelegenheid sterk toeneemt. De onderste fase, de laagconjunctuur of depressie, kenmerkt zich door een laag productieniveau, een gering nationaal inkomen en hoge werkloosheid.

Conjunctuurbewegingen verschillen onderling sterk van elkaar, zowel qua lengte als qua kenmerken. Er worden vier soorten golven onderscheiden: de lange golf of Kondratieff-cyclus die veertig tot zestig jaar duurt, de Kuznets-cyclus die vijftien tot twintig jaar duurt, de middellange golf of juglar die zeven tot elf jaar duurt en de korte golf of Kitchen-cyclus die drie tot vier jaar duurt. De juglar is het meest zichtbaar en komt ook het vaakst voor, maar in feite treden alle vier soorten tegelijk en door elkaar heen op.

De conjunctuurbewegingen kunnen uit zowel economische als niet-economische oorzaken worden verklaard. Bij niet-economische oorzaken gaat het bijvoorbeeld om politieke verschijnselen als de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. De meest naar voren gebrachte economische oorzaken zijn de schommelingen in de geldhoeveelheid en de wisselende investeringsactiviteiten van het bedrijfsleven.

In het onderzoek naar de oorzaken van de conjunctuurbeweging werd in eerste instantie de meeste aandacht besteed aan het moment van omslag, de crisis. Tot de jaren dertig was de politiek van de overheden vooral gericht op het verzachten van de gevolgen van de laagconjunctuur. Daarna ging men onder invloed van de econoom Keynes van het instrument van de financieringspolitiek gebruikmaken. Deze politiek houdt in, dat tijdens een depressie de centrale overheid door middel van begrotingstekorten de totale bestedingen gaat opvoeren. Er wordt met name veel geld aan openbare werken uitgegeven. Door het toepassen van de Keynesiaanse politiek werden na de Tweede Wereldoorlog de conjuncturele schommelingen in de westerse industrielanden sterk verminderd, hoewel ze zeker niet verdwenen.

< >