Revolutie die een einde maakte aan het Chinese keizerrijk.
Onder de keizerin-weduwe Tz'u-hsi gaf de keizerlijke regering van de Mantsjoe-dynastie in het begin van de twintigste eeuw meer bevoegdheden aan de provinciale besturen. Daardoor kregen hervormers grotere mogelijkheden. In oktober 1911 brak er een republikeinse opstand uit in de stad Wuchang, die niet kon worden onderdrukt. Eind november waren vijftien provincies in opstand. Op 29 december 1911 riepen provinciale afgevaardigden een republiek uit, met Sun Yatsen als voorlopige president. In februari 1912 werd keizer Pu Yi, die toen vijf jaar was, gedwongen af te treden. De warlord Yuan Shikai werd tot president benoemd. De voorlopige grondwet van maart 1912 voorzag in een democratisch gekozen parlement. Na een mislukte tweede revolutie in 1913 blokkeerde Yuan Shikai de totstandkoming van een parlement. Yuan Shikai riep zichzelf in 1916 tot keizer uit. Het centraal gezag was toen echter al uitgehold; de macht in China was in handen van een aantal warlords. Pas in 1949 zou voor het eerst weer centraal gezag in heel China gelden.