Een overeenkomst over conventionele wapens in Europa tussen de lidstaten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en het Warschaupact, als resultaat van de CFE onderhandelingen.
In november 1990 werd tijdens een CVSE conferentie in Parijs een ingrijpend ontwapeningsakkoord ondertekend. Het verdrag stelde maxima vast voor vijf categorieën wapens. NAVO en Warschaupact mochten in het verdragsgebied tussen de Atlantische Oceaan en de Oeral elk twintigduizend tanks houden, dertigduizend pantservoertuigen, twintigduizend stuks artillerie, 6800 gevechtsvliegtuigen en tweeduizend helikopters. Deze overeenkomst betekende dat meer dan honderdduizend stuks uit de vijf wapencategorieën moesten worden vernietigd. De Sovjetunie nam verreweg het grootste deel daarvan voor haar rekening.
Hoewel er later problemen rezen over de precieze uitleg en uitvoering van het akkoord, betekende de overeenkomst toch een belangrijke mijlpaal in het terugschroeven van de conventionele bewapening in Europa.
Op 5 juni 1992 ondertekenden 29 landen een herziene versie van het CFE-akkoord. Die 29 landen waren de lidstaten van de NAVO en van het voormalige Warschaupact, inclusief de staten die uit de vroegere Sovjetunie waren voortgekomen. De oorspronkelijke versie van het verdrag was niet uitgevoerd in verband met de ineenstorting van de Sovjetunie. Op een conferentie van GOS-staten hadden de deelnemers overeenstemming bereikt over de verdeling van de conventionele arsenalen en troepen van de vroegere Sovjetunie. Deze overeenkomst werd opgenomen in de bepalingen van het CFE-verdrag.