Leider van de Sovjetunie (1966-82); van 1977-82 president.
Brezjnev werd geboren in de Oekraïne, als zoon van een metaalarbeider. Na de lagere school werkte hij zelf enkele jaren als handarbeider. Vanaf 1923 volgde Brezjnev opleidingen in de landbouw en in de metallurgie. In 1931 werd hij lid van de Communistische Partij. Door de zuiveringen onder Stalin kon hij in de partij hiërarchie snel opklimmen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende hij als hooggeplaatst politiek commissaris in het leger. In 1950 bracht Brezjnev met harde hand het van Roemenië afgenomen Moldavië onder gezag van Moskou.
Brezjnev, Kosygin en Podgorny dwongen in 1964 Nikita Chroesjtsjov af te treden. De Sovjetunie kreeg een collectief leiderschap met Aleksej Kosygin als minister president, Nikolaj Podgorny als voorzitter van het presidium van de Opperste Sovjet en Leonid Brezjnev als partijsecretaris. In 1966 werd Brezjnev secretaris-generaal; hij behield die functie tot zijn dood in 1982. Brezjnev bepaalde het gezicht van de Sovjetregering en overvleugelde zijn medebestuurders. In 1968 bracht hij de naar hem genoemde Brezjnev-doctrine in praktijk door troepen van het Warschaupact opdracht te geven een einde te maken aan de Praagse Lente.
Brezjnev is bekend geworden door zijn politiek van détente (ontspanning) in de jaren zeventig, die abrupt werd afgebroken door de Sovjetinval in Afghanistan, op 27 december 1979.
Tijdens de laatste jaren van zijn regering was Brezjnev niet meer in staat krachtig leiding te geven. Corruptie en starheid werden kenmerkend voor de Sovjetstaat.