Een koninkrijk in het Himalaya-gebergte; sinds 8 augustus 1949 (min of meer) onafhankelijk.
Bhutan werd in de negende eeuw veroverd door Tibetaanse soldaten. In 1774 sloot de heerser een verdrag met de Engelse Oost-Indische Compagnie. In 1865 werd Bhutan door de Engelsen geannexeerd; Engeland steunde het land jaarlijks met een bedrag van vijftigduizend rupees. In 1910 werd afgesproken dat Engeland zich niet meer met het binnenlands bestuur zou bemoeien, terwijl de buitenlandse politiek onder Engels toezicht kwam te staan. Op 8 augustus 1949 sloot Bhutan een akkoord met India, waarbij India de regeling van 1910 overnam, en toezegde een jaarlijkse subsidie van vijfhonderdduizend rupees te zullen betalen. In 1953 werd er een Nationale Vergadering ingesteld. Koning Jigme Dorji Wangchuck verruimde in 1969 de grondwet door een `democratische monarchie' in te voeren met een ministerraad en een Nationale Vergadering van honderdveertig leden. Koning Jigmes opvolger Jigme Singye Wangchuck (sinds 1972) zette de politiek van zijn vader voort.
Vanaf 1949 kreeg het land een grote stroom Tibetaanse vluchtelingen te verwerken. Met buurland Nepal waren er problemen over de naar schatting honderdduizend Bhutanen van Nepalese afkomst die in de jaren 1990-91 naar Nepal waren gevlucht. In die tijd waren er ernstige spanningen ontstaan doordat de koning een `gedragscode' had opgelegd, bedoeld om de Nepalese taal en gewoonten te onderdrukken. Besprekingen over dit probleem leverden geen oplossing op. Nepal eiste de repatriëring van alle vluchtelingen; Bhutan wilde eerst de nationaliteit van de vluchtelingen vaststellen.