Duits politicus.
August Bebel was de zoon van een onderofficier; hij oefende aanvankelijk het beroep van meubelmaker uit. In 1861 sloot hij zich bij de socialistische arbeidersbeweging aan. Mede onder invloed van Wilhelm Liebknecht was Bebel sterk geïnteresseerd in de ideeën van Karl Marx en kwam daardoor in conflict met de aanhangers van de meer gematigde socialistische leider Ferdinand Lassalle. In Gotha verenigden de twee socialistische groepen zich in 1875 tot een nieuwe partij: de Sozialistische Partei Deutschlands. Op een congres in Erfurt (1891) werd de naam veranderd in Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD). Bebel vertegenwoordigde van 1867-81 en van 1883 tot zijn dood de socialisten in het parlement; eerst in de Noordduitse Rijksdag en vanaf de Duitse eenheid in 1871 in de Duitse Rijksdag.
Bebel publiceerde een aantal boeken en werkte voor socialistische kranten, zoals de Vorwärts en de Neue Zeit. Het opkomend antisemitisme vond hij `het socialisme van de dommerik' (der Sozialismus des dummen Kerls). Evenals de Duitse autoriteiten was Bebel bang voor een aanval van het conservatieve Rusland. Dat zou volgens hem de ondergang van de Duitse arbeidersbeweging betekenen. Daarom verklaarde hij in 1891 dat hij in dat geval de arbeiders zou aanmoedigen het vaderland te verdedigen, hoewel hij principieel tegen oorlog was. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog werd deze uitspraak door de Duitse regering misbruikt om ook de socialisten voor de oorlog te winnen.