Voormalige Sovjetrepubliek in West-Azië, die op 30 augustus 1991 onafhankelijk werd.
Azerbeidzjan werd eeuwenlang fel begeerd door Rusland, Turkije en Perzië. Het land bood uitstekende kansen voor landbouw en veeteelt, en was in het begin van de twintigste eeuw een van de grootste olieproducenten ter wereld. De havenstad Bakoe aan de Kaspische Zee was het centrum van de olie-industrie. In de negentiende eeuw was Azerbeidzjan verdeeld tussen Rusland en Perzië.
In 1920 veroverde het Rode Leger het grootste deel van Azerbeidzjan, dat samen met onder andere Armenië als onderdeel van de republiek Trans-Kaukasië in 1923 tot de nieuwgevormde Sovjetunie toetrad. In 1936 werden Azerbeidzjan en Armenië in twee aparte Sovjetrepublieken gescheiden.
Het grootste deel van de Azerbeidzjaanse bevolking is moslim en voelt zich sterk verwant met de Azerbeidzjanen in Iran. Daarnaast is er een belangrijke Armeense minderheid die in de enclave Nagorno-Karabach woont. Aan het eind van de jaren tachtig kwamen spanningen tussen Azeri's en Armeniërs rond Nagorno-Karabach tot een uitbarsting. Toen Nagorno-Karabach zich bij Armenië wilde aansluiten, doodden woedende Azeri's op 28 februari 1988 in een ware pogrom (volgens officiële cijfers) eenendertig Armeniërs in de stad Soemgait, vlak bij Bakoe. Die moordpartij was het begin van hevige onlusten die uitliepen op een oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan, die zes jaar duurde. Na talrijke mislukte onderhandelingen werd in een bijeenkomst in Moskou van 9-11 mei 1994 een staakt-het-vuren tussen Armenië, Azerbeidzjan en Nagorno-Karabach gesloten. De oorlog om de Armeense enclave had aan achttienduizend mensen het leven gekost. Vijfentwintigduizend mensen waren gewond geraakt, terwijl één miljoen mensen op de vlucht waren geslagen.
Intussen was Azerbeidzjan een zelfstandige staat geworden; op 30 augustus 1991 werd de onafhankelijkheid van de islamitische republiek Azerbeidzjan uitgeroepen. Op 18 juni 1993 dwong een militaire opstand president Eltsjibej af te treden en de hoofdstad Bakoe te ontvluchten. Hij werd opgevolgd door Gejdar Alijev, die van 1982-87 lid van het Politbureau van de Sovjetunie was geweest. Bij de parlementsverkiezingen van 12 november 1995 won Alijevs partij 78 procent van de stemmen. Waarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa noemden de verkiezingen niet vrij en eerlijk. De meeste oppositiepartijen waren uitgesloten van deelname, terwijl de pers werd gecensureerd. Alijev regeerde als een dictator. Hij zag het ontwikkelen van de olievelden in de Kaspische Zee als zijn belangrijkste taak. Voor de ontginning van de olie werden contracten met buitenlandse ondernemingen gesloten.