Officieuze term die vooral in internationaal en Europees verband wordt gebruikt om de politieke leider van een land, die aanspreekbaar is op het algemeen regeringsbeleid, aan te duiden. In de notitie Het koningschap van W.
Kok uit 2000 werd de term voor het eerst door de Nederlandse minister-president zelf in een officieel stuk gebruikt.In het Nederlandse constitutionele recht wordt de minister-president slechts gezien als de primus inter pares. Hij bezit weliswaar enige bevoegdheden die niet aan de overige ministers toekomen, maar deze zijn van voornamelijk procedurele aard. In politieke zin wordt de minister-president echter in toenemende mate als regeringsleider beschouwd. Het is niet zelden de minister-president die het algemeen regeringsbeleid in de Kamers verdedigt en voor de media verklaart of tracht te verklaren. Zijn politiek leiderschap is echter wel aan grenzen van politieke aard gebonden. De Nederlandse kabinetten zijn veelal coalitiekabinetten, steunend op twee of meer Kamerfracties.
De verhoudingen binnen de coalitie zorgen er meestal voor dat de minister-president zich geen al te dominante rol binnen het kabinet aanmeet. In de Europese Raad treedt de minister-president echter op als regeringsleider.
Zie ook > minister-president.