Gepubliceerd op 29-06-2020

muntslag

betekenis & definitie

Sinds de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden staat de regerende Oranjevorst afgebeeld op het Nederlandse muntgeld. De portretten van opeenvolgende vorsten kijken afwisselend naar links of rechts.

In de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden sloegen provincies en sommige steden hun eigen munten. Ten tijde van de Bataafse Republiek wilde het op centralisatie gerichte landsbestuur de provinciale munthuizen vervangen door één centraal munthuis. Voorstellen hiertoe werden echter door de volksvertegenwoordiging verworpen. Onder koning Lodewijk werd het muntrecht een privilege van de vorst. De provinciale munthuizen werden in 1807 gesloten, waarna alleen de Utrechtse als Koninklijke Munt overbleef. De gulden bleef gehandhaafd.

Op de munten stond het portret van Lodewijk en op de keerzijde het koninkrijkswapen. Met de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Napoleontische keizerrijk in 1810 ging de Utrechtse munt over op het slaan van francstukken met de afbeelding van de keizer.

Na het herstel van de onafhankelijkheid in 1813 duurde het tot september 1816 voordat het muntwezen onder koning Willem I drastisch werd gereorganiseerd. In de Muntwet van dat jaar werd bepaald dat de gulden opnieuw de eenheid zou worden (dit tot ongenoegen van de Zuidelijke Nederlanden). Op de nieuwe munten keek de koning naar rechts. Sinds Willem II is het traditie dat elke nieuwe vorst ten opzichte van diens voorganger naar de andere kant kijkt, enkele uitzonderingen daargelaten. De keerzijde van de munten toonde het rijkswapen met kroon. De Nederlandsche Bank (opgericht in 1814) was verantwoordelijk voor de uitgifte van bankbiljetten, later in de negentiende eeuw ook voor munten.

De muntslag zelf bleef voorbehouden aan ’s Rijks Munt, thans Koninklijke Munt genoemd, in Utrecht. Bankbiljetten worden sinds 1814 door de Haarlemse firma Enschedé geproduceerd.

Na de afscheiding van België werd tijdens het bewind van koning Willem II een einde gemaakt aan de circulatie van oude munten van de Republiek en Franse munten. Tijdens zijn regeerperiode werd de ‘Gouden Willem’ geïntroduceerd voor buitenlandse transacties, ter vervanging van de 10-gulden-munten die door de invoering van de zilveren standaard niet meer werden geslagen. Op deze munt was het gewicht en goudgehalte vermeld. De munt was geen wettig betaalmiddel in Nederland.

Tijdens de Duitse bezetting werden bij ’s Rijks Munt tot 1941 munten met het portret van Wilhelmina geslagen. Daarna werd op last van de bezetter overgegaan op zinken munten, zodat de oude munten met flinke winst konden worden ingetrokken. De oude materialen werden door de Duitsers gevorderd ten behoeve van de oorlogsindustrie. De zinken munten uit de Tweede Wereldoorlog droegen niet meer het portret van de vorstin, maar motieven die ontleend waren aan de volkskunde. Na de oorlog werd het Nederlandse geldwezen grondig Kijkrichting van vorsten op munten vorst goud zilver/nikkel koning Lodewijk I van Holland (1806 1810) links rechts keizer Napoleon Bonaparte (1810-1813) links rechts koning Willem 1 (18151840) links rechts koning Willem 11 (1840 1849) rechts links koning Willem III (18491890) links rechts koningin Wilhelmina (1890 1948) rechts links koningin Juliana (1948 1980) rechts koningin Beatrix (1980 ...) links gereorganiseerd. Het oude geld moest worden omgewisseld voor een nieuwe muntserie met het portret van Wilhelmina.

In 1948 abdiceerde zij, waarop werd afgesproken om Wilhelmina-munten met het jaartal 1948 te blijven aanmunten tot de eerste Juliana-munten geslagen konden worden. Het uitgifteproces van deze munten liep vertraging op, onder meer doordat Juliana op een eerste versie in de verkeerde richting bleek te kijken. Pas in 1950 kwamen Juliana-munten in roulatie. In tegenstelling tot haar moeder wilde Juliana niet met diadeem geportretteerd worden.

Met het aantreden van koningin Beatrix werd de beeldenaar grondig gemoderniseerd. Het portret werd abstracter terwijl het gekroonde rijkswapen werd vervangen door een lijnenpatroon. De komst van de euro in 2002 betekende het einde van de gulden als betaalmiddel. De vormgeving van de euro is voor de twaalf eurolanden geüniformeerd, met ruimte voor nationale accenten. Zo staat het portret van Beatrix (net als dat van bijvoorbeeld de Belgische en Luxemburgse vorst) op de voorzijde van de munt, dit in tegenstelling tot de republikeinse eurolanden, die de kopkant hebben voorzien van niet-gepersonifieerde nationale symbolen. Tevens heeft Nederland de tekst ‘God zij met ons’ gehandhaafd op de rand van de 2-euromunt.

Munten met de afbeeldingen van regerende vorsten werden ook in de koloniën in omloop gebracht. Op dit moment heet het betaalmiddel op de Nederlandse Antillen nog steeds gulden. Suriname heeft de naam gulden in 2004 veranderd in dollar. Aruba heeft sinds de verwerving van de status aparte in 1986 de florin als munteenheid. Ook op munten van Aruba en de Antillen is de vorst afgebeeld.

In de loop der jaren zijn ook speciale herdenkingsmunten verschenen. Voorbeelden zijn de munten uit 1980 met een dubbelportret van Juliana en Beatrix in het kader van de troonswisseling en de 10-euroherdenkingsmunt ter gelegenheid van de geboorte van prinses Amalia. In tegenstelling tot het muntgeld is het bij papiergeld in Nederland geen gemeengoed geworden dat de regerende vorst erop staat afgebeeld. Een uitzondering hierop zijn de muntbiljetten van Wilhelmina en Juliana van net na de Tweede Wereldoorlog.

Zie ook > Nederlandsche Bank, De.

< >