(1891-1964), Amerikaans psychoanalyticus. Na een lectoraat gehad te hebben aan het Berlijns Instituut (1920), vestigde Franz Alexander zich in 1923 te Chicago (VS), waar hij professor werd in de klinische psychiatrie.
Hij werd vooral bekend vanwege zijn studies over de → psychosomatische aandoeningen (psychosomatische geneeskunde). In talrijke werken (o.a. Beginselen van de psychoanalyse, Analytische psychotherapie) komen zijn psychoanalytische opvattingen naar voren. De belangstelling van Alexander ging meer uit naar de conflictsituaties waarin de volwassene zich bevindt dan naar de → conflicten in de kinderjaren. Hij aarzelt niet door aanmoedigingen actief tussenbeide te komen om de patiënt over de obstakels heen te helpen. Door actieve tussenkomst probeert hij de onder behandeling staande persoon diens onafhankelijkheid terug te geven.
Hij maakt deze daartoe opmerkzaam op alles wat zijn geestelijke zelfstandigheid in de weg kan staan. Een dergelijke houding maakt het doorgaans mogelijk de duur van de behandeling (er is niet langer sprake van een strikt psycho-analytisch karakter) te verkorten, maar draagt het gevaar in zich, dat degene die de → psychoanalyse pleegt zijn persoonlijkheid oplegt aan de patiënt, waardoor deze het gevaar loopt zichzelf nooit te kunnen ontplooien. Alexander onderkende dit gevaar en bleef daar waar een dergelijke analytische aanpak kan mislukken, de beginselen van de Freudiaanse methode toepassen. → Allergie.