Lexicon van de Nederlandse Landstreken

dr. H.A. Visscher (2002)

Gepubliceerd op 24-02-2017

Westerwolde

betekenis & definitie

Een streek in zuidoostelijk Groningen waarmee met name het gebied van Vlagtwedde en Bellingwolde werd bedoeld. Het was een Saksische gouw, die later in de Middeleeuwen lange tijd onder de Bisschop van Munster ressorteerde. Na veel strijd om het bezit van de gouw zou ze in 1523 door Keizer Karel V als een leen worden uitgegeven.

In 1617 werd Westerwolde verkocht aan de Amsterdamse koopman Willem van den Hove. Deze deed het gebied enkele jaren daarna echter over aan de stad Groningen, die er al eens eerder zeggenschap over had gehad. Later had de streek tot de Franse Tijd ook min of meer de status van Generaliteitsland.
In het overwegend slechts weinig geaccidenteerde Westerwolde danken zowel een complex hoogten in het westen als de minuscule Hasseberg aan de oostgrens hun ontstaan aan het Scandinavisch landijs, dat in de voorlaatste ijstijd een groot deel van ons land overdekte.
De bij Onstwedde gelegen hoogten in het westen vormen een complex heuvels van honderden hectaren. Het bestaat voornamelijk uit een drietal, tot ongeveer 10 tot 11 meter boven N.A.P. reikende terrein verheffingen, waarvan de meest zuidelijke de vorm heeft van een zw-no lopende rug.
De pal tegen de Duitse grens gelegen Hasseberg bij Sellingen is een markante geïsoleerde hoogte, die een oppervlakte van slechts enkele hectaren beslaat. De heuvel rijst verscheidene meters boven haar vrijwel vlakke omgeving uit. Daarbij bevindt de heuvelkruin zich ruim 14 meter boven N.A.P, wat het hoogste natuurlijke niveau van de provincie is.

< >