Een ten dele natuurrijke zone van de Achterhoek waar een aan banden gelegde vrij kleine rivier haar weg zoekt tussen boerenland met lage heuvels, bos met hoge heuvels, dorpen en stadjes. Beneden Doetinchem beslaan de bossen flinke aaneengesloten oppervlakten, terwijl de meeste steden en dorpen er zeer klein bleven.
Aardkundig boeit de Oude IJsselstreek met name doordat bodem en reliëf er in hun onderlinge samenhang plaatselijk nog veel informatie verschaffen over de geo(morfo)logische rol, welke de rivieren en wind omstreeks het einde van de laatste ijstijd in ons land speelden. Daarbij behoort de streek tot de weinige gebieden van ons land, waar het stroombanken- en geulenlandschap, dat smeltwatervloeden van de grote rivieren tegen het einde van de laatste ijstijd vormden, slechts zeer plaatselijk door water- en windafzettingen aan het oog werd onttrokken en bovendien nog niet op grote schaal door grondverzet werd geschonden.
Speciale vermelding verdient de smalle rivierduingordel bij Terborg, die namelijk de hoogste van ons land is.
Bij de Oude IJssel heeft het voor de zandstreken met een nogal variërende bodemgesteldheid kenmerkende, vrij oude agrarisch landschap met min of meer verspreid staande boerderijen plaatselijk veel van zijn karakteristieke kenmerken behouden. Uit cultuurhistorisch oogpunt blijkt trouwens ook interessant, dat het grondgebruik plaatselijk sterk door de landadel werd beïnvloed.
Aanwezigheid van moerasijzererts leidde al vroeg tot de stichting van een aantal hoogoventjes en ijzergieterijen. De hoogovens verdwenen, terwijl de ijzergieterijen bleven.
Het sterkst groeide de centraal in de streek gelegen oude stad Doetinchem, waarvan de kern in de Tweede Wereldoorlog vrijwel geheel werd verwoest.