Zwarte Dood, in de Middeleeuwen benaming voor de pest. De naam is afgeleid van de zwarte plekken die ontstonden op het lichaam van degenen die aan de gevreesde long- en builenpest leden.
In Europa en Azië woedden vooral van 1347-1352 zeer ernstige pestepidemieën. Ook daarvoor en daarna kwamen epidemieën voor, maar in minder ernstige mate. De bevolking van Europa liep in het midden van de veertiende eeuw als gevolg van de Zwarte Dood met eenderde tot de helft terug. Er was geen geneesmiddel bekend; de pest werd gezien als een straf van God of het werk van de duivel. Om de ziekte te bestrijden werden er boetedoeningen gehouden: mensen geselden zichzelf (flagellanten). Ook leefde de vervolging van joden op; zij werden beschuldigd van het vergiftigen van de bronnen.