Schuilkerken, aan het gezicht onttrokken kerken in de Noordnederlandse Republiek tijdens de 17e en 18e eeuw, in gebruik voor de uitoefening van de eredienst van niet officieel toegestane godsdiensten, met name de katholieke. Het als kerk in gebruiknemen van woon en pakhuizen in de steden en van schuren op het platteland werd oogluikend toegestaan, meestal tegen betaling van recognities (in feite smeergeld) aan de → schout of → baljuw.
Het gebouw mocht van buiten niet als kerk te herkennen zijn.