Lintjeszaak, politieke kwestie in Nederland. In 1909 ontstond opschudding toen bekend werd dat minister-president Abraham → Kuyper in 1903 een ridderorde had verleend aan R.
Lehman, consul-generaal van Griekenland in Amsterdam, omdat deze een belangrijke bijdrage aan de kas van de Antirevolutionaire Partij had geschonken, waarbij Mathilde Westmeyer tussenpersoon was geweest. Deze feiten werden in 1909 door de Haarlemse advocaat P. Tindeman openbaar gemaakt om te verhinderen dat Kuyper opnieuw minister werd. Een voorstel van → Troelstra om een parlementaire enquête over deze zaak te houden werd verworpen. Kuyper werd echter buiten het ministerie-Heemskerk gehouden.