Joodse Raad, door de Duitse bezettingsmacht in de Tweede Wereldoorlog op 12.2.1941 in Nederland ingesteld landelijk orgaan om de uitvoering van de bevelen en verordeningen die moesten leiden tot de vernietiging van de joden te vergemakkelijken. In de Joodse Raad werden vooraanstaande joden opgenomen.
Dergelijke raden werden eveneens opgericht in Duitsland, Oostenrijk, Tsjechoslowakije en Polen. Ondanks de goede bedoelingen van de leden, bleek de Joodse Raad in de praktijk de Duitsers belangrijke diensten te bewijzen. De Raad werkte daadwerkelijk mee aan het in handen van de Duitsers spelen van de administraties van joodse gemeenten, waardoor gemakkelijk scheiding tussen joden en niet-joden kon worden aangebracht. Hierdoor werd de uiteindelijke deportatie van de Europese joden aanzienlijk vergemakkelijkt. In landen waar geen Joodse Raad was ingesteld, lag het aantal slachtoffers onder de joodse bevolking aanzienlijk lager. De twee leiders van de Nederlandse Joodse Raad, D. → Cohen en A. → Asscher, werden na de Tweede Wereldoorlog niet berecht, hoewel tegen hen een gerechtelijke procedure aanhangig werd gemaakt.