Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Frowein

betekenis & definitie

Frowein, Pieter Coenraad Frederik, Nederlands wis- en natuurkundige, *1854 Amsterdam, +4.8.1917 Amsterdam. Frowein schreef in 1881 een brochure over algemeen kiesrecht; in 1882 publiceerde hij in Vragen des tijds enkele artikelen, waarin hij het → humanisme tegenover godsgeloof en godsdienst plaatste.

Hij nam het op voor Büchler, leraar aan de hbs in Zwolle, die van het ministerie-Heemskerk een waarschuwing kreeg naar aanleiding van zijn activiteiten voor de vrije gedachte en voor Dr. H.C. Muller, die door de curatoren van de Amsterdamse universiteit voor de keuze werd gesteld over zulke onderwerpen in het openbaar te zwijgen of ontslag te krijgen. Op de Algemene Vergadering van leraren mo stelde Frowein een motie voor waarin deze dreigementen werden afgekeurd. Toen in 1885 de hbs in Goes waar hij leraar was, werd opgeheven, deelde het ministerie hem mee, dat hij geen nieuwe betrekking zou krijgen, als hij de gewraakte motie niet introk; Frowein weigerde. Professor Van 't Hoff was echter bereid hem als assistent aan te nemen en zo kon hij in 1887 promoveren. Hij werd daarna benoemd aan het gymnasium in Sneek, waar men zich niet aan het Haagse besluit stoorde. Ook de commandant van het Koninklijk Instituut van de Marine in Den Helder zag enige jaren later in de Haagse dreigementen geen reden Frowein niet te benoemen. Persoonlijke problemen waren er de oorzaak van dat hij in 1901 Den Helder verliet, waarna hij zich in Amsterdam als privaatdocent vestigde.

< >