Friese Beweging, beweging die de Friese taal en belangen bevordert. Nadat het Fries omstreeks 1525 niet meer voor bestuur en rechtspraak werd gebruikt, raakte het in verval.
Hiertegen ontstond verzet en vele Friezen probeerden hun taal weer in ere te herstellen. Dit streven, waarbij de eigen historie werd betrokken, begon met de → Renaissance (→ Bogerman, Baardt, Gysbert Japicx, Hilarides). In de 19e eeuw kwam er een accentverschuiving. Onder invloed van de Romantiek ontstond grote belangstelling voor eigen verleden, taal en cultuur, wat het Friese nationaal gevoel versterkte. Als een symbolisch begin van de Friese Beweging kan de onthulling van een borstbeeld van Gysbert Japicx (de grote 17e-eeuwse dichter) in Bolsward in 1823 worden beschouwd. Dat gebeurde door studenten en volgelingen van Everwinus Wassenbergh (professor aan de universiteit van Franeker), die de wetenschappelijke studie van de Friese taal- en letterkunde introduceerde. Er ontstonden allerlei verenigingen die de liefde voor eigen taal en geschiedenis wilden bevorderen. De oudste was het Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde (1827) met de uitgaven Friesch Jierboeckjen (1829-1835) en De Vrije Fries (1837). Ontevredenheid over de weinig actieve wijze waarop het Genootschap de taalstrijd voerde, bracht Tiede R. Dykstra (1820-1862), Harmen Sytses → Sytstra en Jacobus van → Loon tot de oprichting van het Selskip foar Fryske tael en skriftekennisse (1844), dat de tijdschriften Iduna (1845-1870), Forjit my net (1871-1915), Fryslân (1916-1941) en het jaarboekje Swanneblommen (1850-1916; 1934-1935) uitgaf. Een belangrijk resultaat van het werk van het Fries Genootschap was de vestiging van het Fries als een gestandaardiseerde schrijftaal, geschikt voor meer doeleinden dan alleen alledaagse spreektaal, zoals de andere streektalen in Nederland. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de → Vlaamse Beweging had de Friese Beweging geen breed sociaal draagvlak; zij leunde vooral op intellectuelen en leden van de middenklasse. Omstreeks 1900 werd vooral het onderwijs in het Fries bevorderd, als tegenwicht tegen het opdringende Nederlands. In 1912 werd een Fries onderwijsdiploma ingesteld. In 1908 stichtten Sipke → Huismans en Geert Aeilco → Wumkes het Kristlik Frysk Selskip, dat vooral de calvinistische Friezen, die tot dan toe weinig actief in de Beweging waren geweest, wilde winnen voor het Fries in de Kerk. De Jongfryske Mienskip, in 1915 door Douwe → Kalma opgericht, betrok vooral de jongeren in de Beweging, stelde met klem nationale eisen en wenste het Fries in Kerk, school en rechtszaal te horen. De Staten van Friesland stelden in 1928 de Provinsjale underwysrie in ter bevordering van het lager, middelbaar en hoger onderwijs door overheidssubsidie. Van rijkswege kwam in 1930 aan de Rijksuniversiteit Groningen een lectoraat en in 1941 een professoraat in het Fries. Amsterdam (1934), Utrecht (1935) en Leiden (1951) kregen bijzondere leerstoelen voor het Fries, terwijl de Vrije Universiteit in Amsterdam in 1949 een buitengewoon hoogleraar aanstelde. Een wetswijziging maakte in 1937 facultatief Fries onderwijs op de lagere school mogelijk. Om de Friese wetenschapsbeoefening te coördineren en te stimuleren werd in Leeuwarden de Fryske Akademy opgericht (1938), die het tijdschrift It Beaken, Ut de Smidte uitgeeft. In de Tweede Wereldoorlog probeerden de Duitsers tevergeefs de Friese Beweging voor zich te winnen door vervulling van de Friese wensen in het vooruitzicht te stellen. In 1945 werd als overkoepelend orgaan ter behartiging van algemene Friese belangen de Ried fan de Fryske Biweging opgericht. Het verzet tegen de toenemende centralisatie werd groter; er waren Friezen die een federatief verband met het Koninkrijk voorstonden, ter bevordering van de Friese cultuur en economie. Het verst ging Striidboun `Fryslân Frij' (1948). De Fryske Kultuerried (1945) stimuleerde en organiseerde algemene en Friese culturele evenementen. In 1951 kwam er een opleving in de activiteiten en in de publieke steun voor de Friese beweging door de affaire-Schurer. Fedde Schurer (1898-1968), een redacteur van de Friese Koerier, moest voor de politierechter in Leeuwarden verschijnen `wegens opzettelijke belediging van een ambtenaar in de uitoefening van zijn functie'. De betreffende ambtenaar was een kantonrechter in Heerenveen, die geweigerd had toe te staan dat er Fries in de rechtszaal werd gesproken. Schurer had diens handelwijze fel bekritiseerd. Toen Schurer op 16.11.1951 voor het gerechtshof in Leeuwarden verscheen, verzamelden zich zo'n vijfhonderd aanhangers. Uiteindelijk werd met behulp van een brandspuit en gummiknuppels de menigte door de politie verwijderd. Vanwege het hardhandige politieoptreden werd dit incident Kneppelfreed (`knuppelvrijdag') genoemd. Het incident lokte felle protesten uit en dwong veel Friezen hun mening te bepalen over de positie van de moedertaal. Kneppelfreed droeg ertoe bij dat later de Friese taal bij rechtzittingen in Friesland mocht worden gebruikt (volgens de wet-Donker van 11.5.1956). De wet-Cals (1955) stond het Fries toe als voertaal in de lagere klassen van de basisschool. De → Mammoetwet (vanaf 1.8.1968 in werking) opende de mogelijkheid op het vwo, het havo en het mavo het Fries als eindexamenvak te kiezen. Een wetswijziging in 1974 opende het uitzicht op verplicht onderwijs in het Fries op de Friese basisscholen, hetgeen in 1980 werd gerealiseerd. In 1969 stelde de regering een interdepartementale commissie Friese-taalpolitiek in (Commissie-Van Ommen). Haar rapport (1970) bracht op de rijksbegroting een afzonderlijke post voor de instandhouding en bevordering van de Friese taal en taalcultuur. Bij de Statenverkiezingen doet sinds 1966 de Frysk Nasjonale Partij mee (opgericht in 1962), die ijvert voor een federatieve opbouw van Nederland en Europa, vergroting van de provinciale zelfstandigheid en volledige gelijkberechtiging van de Friese taal. Op internationaal niveau zijn er contacten met Friezen in Duitsland en met vertegenwoordigers van andere minderheidstalen in West-Europa.