Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Coehoorn

betekenis & definitie

Coehoorn, Menno, (sinds 1695) baron van, Nederlands officier en vestingbouwkundige, *maart 1641 Britsum, +17.3.1704 's-Gravenhage. Menno van Coehoorn was naast Vauban de meest gevierde vestingbouwer van zijn tijd.

Zijn stelsel, dat hij in Verhandeling over de versterckinge des vyfhoeks met al syne buytenwerken (1682) en Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont, enz. (1685) uiteenzette, paste hij toe bij de aanleg van vele vestingen: onder andere in Breda, in Nijmegen, in Zwolle en vooral in Bergen op Zoom. Het zat hem in zoverre mee, dat na 1672 in de Republiek weer ruimer aandacht aan de landsverdediging werd besteed. Tot ver in de 19e eeuw vonden zijn ideeën navolging. Hij was de uitvinder van lichte loopgraafstukken (coehoornmortier).

< >