(1904-1969) Pools schrijver, studeerde o.a. rechten en filosofie. Hij verbleef van 1939-'63 in Argentinië, daarna in Frankrijk.
In zijn werk behandelt hij op grotesk-fantastische wijze het probleem der onrijpheid en het streven van het individu om zijn persoonlijkheid te ontplooien in een vijandige wereld. Dit komt sterk naar voren in de verhalenbundel Pamietnik z okresu dojrzewania 1933 (Met voorbedachte rade) en vooral in de roman Ferdydurke 1938 (Ferdydurke). Hij schreef ook parodistische toneelstukken als Iwona ksipzniczka Burgunda 1935 (Yvonne, prinses van Bourgondië). Zeer verhelderend voor zijn ideeën is zijn dagboek, Dziennik 1953-'66 (3 dln.); fragmenten ervan zijn vertaald. Andere romans: Bakakaj 1937 (De rat), Trans-Atiantyk 1953 (Trans-Atlantisch), Pornografia 1960 (De pornografie) en Kosmos 1965 (Kosmos).