(eig. Hellmuth Fliegel, geb. 1913) Duits-Amerikaans schrijver van joodse afkomst, was enkele jaren journalist in Tsjechoslowakije.
In 1935 ging hij naar New York, waar hij hoofdredacteur van het weekblad 'Deutsches Volksecho' was. De eerste bezettingsjaren bracht H. door in München, maar wegens zijn procommunistische instelling werd hij teruggeplaatst naar de VS en aldaar uit het leger ontslagen. In 1952 vestigde hij zich in OostBerlijn. In zijn romans, in het Amerikaans geschreven en door H. zelf in het Duits vertaald, probeert hij als fel bestrijder van het Westen de achtergronden van de imperialistische politiek bloot te leggen. Zo verwerkte hij in The crusaders/Kreuzfahrer von heute 1948 (De kruisvaarders = Geen roem voor helden) zijn ervaringen met de Amerikaanse oorlogspolitiek 1944-'45. In later werk koos hij ook historische onderwerpen. In 1979 werd hem door de autoriteiten van de DDR een publikatieverbod opgelegd. Tot zijn overige romans behoren: Hostages/Der Fall Glasenapp 1942 (De zaak Glasenapp), The eyes of reason/Die Augen der Vernunft 1951, The Lenz papers/Die Papiere des Andreas Lenz 1963, Uncertain friend/ Lasalle 1968, Der König David Bericht 1972 (Het Koning Davidrapport), 5 Tage im Juni 1974 (Vijf dagen in juni), spelend in de week voor de opstand in OostBerlijn (1953), Collin 1979, Wege und Umwege 1980, Ahasver 1981, Schwarzenberg 1984.