(eig. Neftali Ricardo Reyes Basoalto, 1904-1973) Chileens dichter, studeerde Frans, was consul in diverse landen, later politicus.
In 1948 vluchtte hij uit Chili om in 1952 weer terug te keren. Hij was in 1970 presidentskandidaat, later nog enige jaren ambassadeur in Frankrijk. Zijn verbeeldingstechniek kwam door het gebruik van metaforen en beeldspraken al naar voren in de bundel Veinte poemas de amor y una canción desesperada 1924 (Twintig liefdesgedichten en een wanhoopszang). Invloeden van het surrealisme zijn zichtbaar in de bundel Presidencia en la tierra 1931-'35, terwijl in Canto General 1950 (Dat de houthakker ontwake) een duidelijke politieke geëngageerdheid merkbaar is. Latere bundels o.a. Estravagario 1958, Las piedras de Chile 1961, Una casa en la arena 1966, Aün 1969, Las piedras del del o 1970, Geografia infructuosa 1972, La rosa separada 1973 en Jardin de invierno 1974. Van zijn gedichten zijn vele Nederlandse bloemlezingen samengesteld. In 1971 ontving hij de Nobelprijs voor de letterkunde. Zijn memoires zijn getiteld: Confiesa que he vivido 1974 (Ik beken ik heb geleefd).