(1864-1936) Spaans (Baskisch) filosoof, dichter en schrijver, was hoogleraar Grieks en vanaf 1901 rector van de universiteit van Salamanca. Van 1924 tot '30 verbleef hij in vrijwillige ballingschap in Frankrijk uit protest tegen het dictatoriale regime van Primo de Rivera.
In de Spaanse literatuur wordt hij gerekend tot de zgn. generatie van 1898. Zijn vroegste roman was Paz en ia guerra 1897, waarin de geest van het carlisme wordt beschreven. Hierna vermeed U. bewust elke historische omschrijving in zijn romans, zodat de zgn. skeletroman ontstond. Voorbeelden hiervan zijn Niebla 1914 (De man in den mist). Abel Sénchez 1917 (Abel Sanchez) en La tia Tula 1920 (Tante Trui; over sublimering van seksuele driften) en San Manuel Bueno, martir 1931 (St. Manuel Bueno, martelaar). Op het gebied van de poëzie heeft hij voornamelijk sonnetten geschreven; mooie persoonlijke lyriek bevat het postuum verschenen poëtisch dagboek Cancionero 1953. Daarnaast publiceerde hij toneelwerk, essays en filosofische studies (waarvan Dei sentimiento trégi co de ia vida en los hombres y en los puebios 1912 het belangrijkste is). Uit o.a. Ei Cristo de Velâzquez 1920 (4 dln.) blijken zijn religieuze opvattingen.