(1814-1841) Russisch dichter en schrijver, werd in 1837 naar de Kaukasus verbannen vanwege het gedicht Smertj poëta (= De dood van de dichter), waarin de hofadel verantwoordelijk werd gesteld voor Poesjkins dood. Hij keerde in 1838 terug in Moskou en vond na een nieuwe verbanning de dood bij een duel.
Zijn romantische oeuvre verraadt invloed van Byron. Bekendste werk is de roman Geroj nasjego vremini 1840 (Een held van onze tijd); hij publiceerde verder vele grote gedichten als Mtsyri 1840 (= De novice) en Demon 1841. Maskarad 1835 is een versdrama.