(geb. 1900) Frans schrijver van Amerikaanse afkomst. Hij studeerde in Frankrijk en de VS, waar hij ook tijdens WO II verbleef.
Hij was oorspronkelijk calvinistisch, maar ging al jong over tot het rooms-katholicisme. Onder invloed van André Gide kwam hij sceptischer tegenover de religie te staan maar kort voor WO II keerde hij na een hevige geestelijke crisis terug tot de kerk. Deze ontwikkeling vindt haar weerslag in zijn werk. Zijn hoofdpersonen worden geobsedeerd door het kwaad, dat tot een kwelling wordt door de angsten die het oproept, waaraan een religieuze opvoeding vaak debet is. Zijn oeuvre heeft een sterk metafysisch karakter. Ertoe behoren Mont-Cinère 1926, Adrienne Mesurat 1927, Leviathan 1929 (Duistere driften = Leviathan), Le visionaire 1934, Minuit 1936, Varouna 1940, Si j'étais vous 1944, Moira 1950 (Moira = De verzoeking), Le malfaiteur 1956, Chaque homme dans sa nuit 1960, L'autre 1971, La nuit des fantômes 1976, Le mauvais Heu 1977 (De slechte plek). Dans ia gueule du temps 1978, Sud 1982 (toneel) en Frère François 1983.In 1938 begon G. zijn memoires te schrijven, beginnend in 1928. Onder de titel Journal zijn thans twaalf delen verschenen (1928-'83), gedeelten ervan zijn in het Nederlands vertaald. In 1971 werd hij gekozen tot lid van de Académie Française.
