(geb. 1912) Engels schrijver en criticus, vooral bekend geworden door zijn detectiveromans en zijn studies hiervan. Hij begon met traditionele speurdersromans als The immaterial murder case 1945, maar ging met The thirty-first of February 1950 (De 31e februari) over op de suspense thriller.
Zijn werken zijn soms maatschappijkritisch, zoals The progress of a crime 1960 (Een nozemmisdaad) en The end of Solomon Grundy 1964 (Salomons oordeel), soms humoristisch, bijv. The man who killed himself 1967 (De alternatieve moordenaar) en The man whose dreams came true 1968 (Aanstaande getuige). Ander werk o.a. The paper chase 1956, The players and the game 1972 (De spelers en het spel), A three pipe problem 1975 (Sherlock Holmes-parodie), The Blackheath murders 1979, Sweet Adelaide 1980, The Detling murders 1982, The tigers of Subtopia 1982 (verhalen) en The name of Annabel Lee 1983. Bloody murder 1972 (Moord en doodslag) geeft S.'s visie op de ontwikkeling van de detectiveroman.