(geb. 1899) Argentijns dichter en schrijver, verbleef enige tijd in Spanje en Zwitserland, was directeur van de Argentijnse Nationale Bibliotheek en docent Angelsaksische letteren aan de universiteit van Buenos Aires. Uit zijn vroege dichtbundels Fervor de Buenos Aires 1923, Luna de en frente 1925 en Cuaderno San Martin 1929 komt hij naar voren als 'ultraistra', hij wilde de poëzie terugbrengen tot de metafoor.
Zijn proza is mysterieus door het vervagen van de grenzen tussen werkelijkheid en verbeelding; soms is de stijl agressief en spottend. Hij schiep een eigen filosofie en noemt zich solipsist. Proza o.a. Historia universal de la infamia 1935 (Wereldschandkroniek), Ficciones 1944, £/ Aleph 1949 (de laatste twee vertaald als 'De Aleph en andere verhalen'), Manual de zoologla fantéstica 1957, Crónicas de Bustos Domecq 1967 (Kronieken van Bustos Domecq), Elogio de la sombra 1969, El libro de arena 1976 (Het boek van zand) en Siete noches 1980 (Zeven avonden). Daarnaast schrijft B. essays.