(geb. 1921) Zwitsers schrijver en schilder, studeerde filosofie, theologie en germanistiek, was o.m. theaterrecensent van 'Die Weltwoche'. Hij schrijft zgn. 'black comedies', wrange, lugubere en bizarre blijspelen vol wrede spot, waarin vaak het conflict tussen geestelijke en materiële waarden centraal staat.
Tot zijn toneelwerk behoren Der Blinde 1947, Ftomulus der Große 1958, Der Doppelgänger 1960, Die Physiker 1962, Der Meteor 1966, Der Mitmacher 1973, Die Frist 1977 en Achterloo 1983. D. schrijft ook filosofische detectiveromans, zoals Der Nihilist 1950, Der Ftichter und sein Henker 1952 (De rechter en zijn beul; verfilmd). Der Verdacht 1953 (De verdenking), Das Versprechen 1958, Der Tunnel 1964 en Der Sturz 1971. In Stoffe /-/// 1981 kijkt hij terug op zijn ontwikkeling als auteur. Voorts: essays en hoorspelen. In 1977 ontving hij een eredoctoraat van de Hebreeuwse universiteit te Jeruzalem.