Lexicon Internationale auteurs

Josien Moerman (1985)

Gepubliceerd op 16-08-2021

Erich kästner

betekenis & definitie

(1899-1974) Duits schrijver, studeerde Germaanse taalwetenschap, waarin hij in 1925 promoveerde. Tijdens het Derde Rijk werden zijn boeken verboden en verbrand; hij publiceerde toen in Zwitserland.

Hij was na WO II feuilletonredacteur van de 'Neue Zeitung', oprichter van het jeugdtijdschrift 'Pinguin' en medewerker van het literaire cabaret Die Schaubude. Voor WO II schreef hij cynisch-melancholieke nieuwe-zakelijkheidspoëzie, die o.m. werd gebundeld in Herz auf Taille 1928, Lärm im Spiegel 1928 en Ein Mann gibt Auskunft 1930. Met Emii und die Detektive 1929 (Emil en z'n detectives) vestigde K. zijn naam als jeugdschrijver. Het werd gevolgd door o.a. Pünktchen und Anton 1931 (Puntje en Anton), Das fliegende Klassenzimmer 1933 (De vliegende klas), Die Konferenz • der Tiere 1949 (Conferentie der dieren), Das doppelte Lottchen 1949 (Dubbele Lotje), Das Schwein beim Friseur 1962 (Het varken bij de kapper), Der kleine Mann 1963 (De kleine man) en Der kleine Mann und die kleine Miss 1967. Tijdens het Derde Rijk nam hij zijn toevlucht tot humoristische werken als Fabian 1931 (Fabian), Drei Männer im Schnee 1934 (Drie mannen in de sneeuw), Die verschwundene Miniatur 1935 (De verdwenen miniatuur). Na WO II volgde een aantal satirische dichtbundels: Der tägliche Kram 1948 (Dagelijkse zorgen). Kurz und bündig 1950, Die kleine Freiheit 1952, Die dreizehn Monate 1955 en Wieso, warum? 1962. Zijn talent als toneelschrijver bleek uit het blijspel Die Schule der Diktatoren 1956. Herinneringen bevat Als ich ein kleiner Junge war 1957, in 1961 gevolgd door Ein Tagebuch.

< >