afgeleid van het Latijnse woord vegetus (levendig, opgewekt, flink, sterk), wil zeggen een leefwijze met gemengd voedsel zonder vlees. Het v. wijst alle voedingsmiddelen, die afkomstig zijn van slachtvee, af.
Daarentegen vindt men dat melk en melkprodukten, evenals eieren voortgebracht worden door speciale organen in de lichamen van planteneters en uitsluitend bedoeld zijn als voedsel voor opgroeiende planteneters en dus door de natuur bedoeld zijn als voeding voor planteneters. Het strenge vegetarisme echter wijst alles wat van het dier afkomstig is af, ook melk en in het bijzonder eieren (zie Waerlanct) en beschouwt alleen een dieet dat uit groenten, wortelen en vruchten is opgebouwd als natuurlijk. Het leidt geen twijfel dat mensen vegetarisch kunnen leven. Dit kan men al aan verscheidene generaties aflezen. De bezwaren, die van wetenschappelijke zijde gemaakt worden, komen hierop neer, dat het met de plantaardige voeding, die tegenwoordig gangbaar is, bijna niet mogelijk is alle noodzakelijke aminozuren, die moeten voorzien in de behoefte aan eiwit, bij elkaar te krijgen. De menselijke darm kan namelijk de plantaardige eiwitten niet ten volle benutten.
Dit is echter slechts een schijnbare moeilijkheid. Daar alleen het plantaardig organisme in staat is alle aminozuren op te bouwen uit de basiselementen, moet het bij juiste keuze van de plantaardige kost mogelijk zijn in de behoefte te voorzien. Bovendien heeft C.Röse aan de hand van onderzoekingen vastgesteld, dat bij strikt vegetarisch dieet de eiwitbehoefte minder is dan bij gemengd of overwegend uit vlees bestaand voedsel. Het staat buiten kijf dat de cultuurmens van de vroege prehistorische tijden ook niet vleesloos geleefd heeft. De mens die vuur gebruikt heeft bij de bereiding van zijn voedsel, kan men ook onder die primitieve omstandigheden als een cultuurmens beschouwen en zijn voeding is niet langer natuurlijk. De wetenschappelijke bewering dat de mens op grond van zijn gebit een combinatie van vlees- en planteneter dus een alleseter is, is klaarblijkelijk verkeerd. Het is duidelijk dat het menselijk gebit niet een kruising is tussen de gebitten van het roofdier en de herkauwer, maar een aparte vorm voor de wortel- en vruchteneter. Het lijkt op het gebit van de mensapen.
Wanneer we dus tot conclusies willen komen betreffende het natuurlijke voedsel voor de mens, moeten wij af dalen naar zijn naaste verwanten in het dierenrijk en dan kunnen wij vaststellen dat de mensapen inderdaad wortel-, vruchten- en bladeters zijn. Zij onderscheiden zich duidelijk van de herkauwers, die immers graseters zijn. Het eten van vleesgerechten en het toebereiden d.m.v. vuur zijn een culturele ontwikkeling op het gebied van de voeding, die afwijkt van de natuurlijke leefwijze. Een andere vraag is of de mens tegenwoordig, gezien de van hem gevergde prestaties, nog in staat is, toe te komen met zuiver plantaardig voedsel, zoals we bijv. zien in sommige vormen van zware lichamelijke arbeid. Dat zuiver plantaardig voedsel kracht levert, kunnen we zien aan de gorilla, maar ook aan sportmensen die vegetarisch leven. Aan de andere kant is het voortdurend zware arbeid moeten verrichten een beschavingsverschijnsel, dat beslist niet natuurlijk is.
Geen enkel in het wild levend dier moet voortdurend al zijn krachten inspannen om in leven te blijven, zoals de mens dat doet. Een dier in de natuur hoeft slechts nu en dan al zijn kracht in te zetten voor een bijzondere prestatie, de rest van de tijd leeft het op zijn gemak. Mensen, die uitgesproken zwaar werk doen, zijn dus niet in staat hun beduidend hogere behoefte aan eiwit te dekken door zuiver vegetarisch voedsel. Zij moeten op zijn minst melk, melkprodukten en misschien ook eieren tot zich nemen. Daarbij moet men wel bedenken, dat met vegetarisch voedsel niet bedoeld wordt het tot nu toe gevolgde gemengde dieet met weglating van vlees. V. is een doelmatige, harmonische voedingswijze, rijk aan afwisseling, waarin eenzijdigheid vermeden wordt.
Zoals op alle gebieden van de natuurlijke leefwijze is de totaalgedachte ook hier van doorslaggevende betekenis. Blad- en wortelgroenten, granen en fruit vormen het dagelijks voedsel en wel overwegend in ongekookte vorm: rauwkost. Keukenzout hoort er niet bij en bederft de vegetarische voeding. Wanneer de groente gekookt wordt moet het gehalte aan mineralen en vitaminen behouden blijven. Dit is mogelijk door smoren of stomen, dat de plaats kan innemen van het uitlogende, vitaminenverwoestende gaarkoken in water. De genezende invloed van vegetarisch voedsel, in het bijzonder van de streng doorgevoerde rauwkostvormen, is steeds weer overtuigend.
Zware infecties, stofwisselingsstoornissen worden met een dergelijke voeding gemakkelijker overwonnen, wonden genezen sneller en het valt niet te ontkennen dat het een beduidend mindere belasting van de bloedsomloop met zich meebrengt. Bij ernstige ziekten is vegetarisch voedsel het uitgangspunt voor de dieetbehandeling. De genezende waarde is o.a. gelegen in het grote basenoverschot van deze voeding het tegenwicht voor het zuuroverschot, dat bij zware ziekten altijd aanwezig is, waardoor het evenwicht hersteld kan worden. Bijzondere vormen van vegetarisme zijn de diëten van Ewers (zie multiple sclerose) en van Waerland.