Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Nierstenen

betekenis & definitie

(nefrolitiasis): ontstaan uit substanties, die in de urine als zgn. oververzadigde oplossingen voorkomen. Daar de nier de slakken zo geconcentreerd mogelijk uitscheidt, zodat niet te veel vloeistof onttrokken wordt aan het lichaam, werkt zij met oververzadigde oplossingen en een beschermende colloïde zorgt ervoor dat deze oplossingen niet voortijdig uitvlokken.

Wanneer zich stoornissen voordoen in de opbouw van de beschermende colloïden en zich in de urinewegen epitheelcellen, slijmresten van ontstekingen, enz. bevinden, die als condensatiekernen dienst kunnen doen, dan vormen zich daaromheen n. Condensatiekernen worden echter alleen gevormd wanneer er stoornissen zijn in de bloedverzorging van bloedsomloop in de nieren. Al naargelang hun samenstelling bestaan de stenen uit urinezure zouten (uraten), oxaalzure kalk (oxalaten), fosforzure kalk, magnesia, ammoniakmagnesia, koolzure kalk, cystine, xanthine en eiwitten. Ze kunnen uit één zuiver mineraal of uit een mengsel bestaan, ook zijn ze wel lamellenvormig gelaagd uit een aantal van deze stoffen opgebouwd. De stenen hoeven niet altijd grote afmetingen aan te nemen; n. kunnen ook als kleine kristallen, als zand of gruis (nierzand, niergruis) uitgescheiden worden. Wanneer ze scherpe randen hebben kunnen ze het slijmvlies van nierbekken en urineleider beschadigen. Grotere stenen maken dat de urineleider zich samentrekt en veroorzaken daar krampen (nierkoliek).

< >