Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Nicotine

betekenis & definitie

alkaloïde en gifstof van tabak. Reeds in kleine hoeveelheden dodelijk.

Het lichaam kan wennen aan geleidelijk opgevoerde hoeveelheden van dit vergif in verdampte toestand, zonder dat de zware, acute vergiftigingsverschijnselen optreden, die een lichaam vertoont wanneer het er nog niet aan gewend is. Deze verschijnselen zijn: speekselvloed, misselijkheid, braken, zweten, hoofdpijn en gezichtsstoornissen. Als tegengif geldt sterke bonenkoffie. Bij chronische nicotinevergiftiging doen zich bij matig gebruik geen ernstige verschijnselen voor, alleen bij overmatig gebruik diarree, duizelingen, hartkloppingen, hoofdpijn, gezichtsstoornissen en licht trillen van de handen. Bij langdurig, zwaar misbruik wordt de binnenkant van de vaatwanden beschadigd en ontstaan ernstige veranderingen als bij aderverkalking. Vaten kunnen afgesloten raken, wat droge gangreen tot gevolg heeft. N. is dus een uitgesproken vaatvergif, dat juist bij langdurig regelmatig gebruik de vaten aantast en vernietigt.

Mensen met klachten over bloedsomloop of vaten moeten daarom, wanneer zij op den duur gezond willen blijven of worden, helemaal geen nicotine gebruiken. Nicotinegebruik is daarom zo verraderlijk, omdat de veranderingen bij chronische aantasting pas in een laat stadium klachten veroorzaken en deze kunnen dan door onthouding niet meer ongedaan gemaakt worden. Nicotinegebruik hoort niet thuis in de natuurlijke leefwijze. Kanker tengevolge van roken is niet zeker een gevolg van nicotinewerking, maar wordt eerder veroorzaakt door teersoorten en andere verbrandingsprodukten bij het roken.

< >