overgang van de buik naar het bovenbeen in de plooi van het dijbeen. Genoemd naar de daar diagonaal verlopende liesband, die aangehecht is aan een deel van de buikspieren.
Hier loopt het lieskanaal, waardoor heen bij de man de zaadleider en bij de vrouw de ronde baarmoederband vanuit het bekken naar respectievelijk de teelbal of de grote schaamlippen loopt. Wanneer door dit kanaal ook een stuk van de ingewanden naar buiten komt, spreekt men van een liesbreuk. Bij jongens kan zich in geval van bepaalde ontwikkelingsstoornissen de teelbal in het lieskanaal bevinden en pas in de puberteitsjaren afdalen naar de balzak. Pijnlijke beklemmingsverschijnselen maken dikwijls vroegtijdig opereren noodzakelijk, anders kan men wachten of na het 12de levensjaar de bal niet uit zichzelf afdaalt.
