(vitium cordis): zou eigenlijk hartkleppengebrek moeten heten. Niet iedere stoornis en ziekte van het hart wordt aangeduid als h., maar alleen een beschadiging van de kleppen.
Deze kan aangeboren zijn, of verworven door ontsteking. Endocarditis geneest met littekens, die de hartkleppen vernauwen (stenosis) of maken dat ze niet meer goed kunnen sluiten (insufficiëntie), zodat bloed terugvloeit. Het vóór de zieke kleppen gelegen deel van het hart moet meer werk verzetten. De musculatuur wordt sterker of de voorgelegen holte moet meer bloed opnemen, omdat een deel terugstroomt; deze holte wordt wijder. Verwijding en veranderingen van het hart zijn het gevolg. Zolang het h. geneutraliseerd kan worden doordat het hart meer werkt, wordt dit niet als storend ondervonden.
Alleen kan bij verhoogde belasting niet meer de volledige krachtsreserve ingezet worden, omdat deze reeds voor de verzwaarde gewone werkzaamheden gebruikt wordt. Wanneer in de loop van de tijd de hartspier uitgeput raakt, ontstaan stuwingen in de bloedsomloop, waterzuchtige zwellingen in het weefsel en waterophopingen in vrije holten. Het h. decompenseert. Dit wordt merkbaar als ademnood, hoesten, maag raakt van streek, maagcatarre, leververgroting, zwaar gevoel in de benen. Behandeling: bloedsomloop ontlasten door rust en geregelde beweging. Zuinig zijn met energie. Stofwisseling ontlasten door vasten, sapvasten, zoutarme, vegetarische kost. Lichte begietingen en ligbaden.
De hartspier versterken door meidoorn, lelietje van dalen, voorjaarsadonis, vingerhoedskruidpreparaten, nauwkeurig gedoseerd en individueel aangepast. Wateruitscheiding bevorderen d.m.v. urinedrijvende planten. Homeopathie: zie hartverwijding. Biochemie: Calcium fluoratum Dl2, Kalium phosphoricum D6, Calcium phosphoricum D6, Silicea Dl2.