(1) de met huid beklede tussenruimte in het schedeldak van babies en kleine kinderen tussen het achterhoofdsbeen en de beide schedelbeenderen (kleine f.) en tussen de beide voorhoofds- en schedelbeenderen (grote f.) De f. worden door de groei steeds kleiner en zijn na 15 tot 18 maanden door kraakbeen gesloten. (2) In de natuurgeneeswijze verstaat men onder f. het zetten en in stand houden van een huidettering als een soort aderlating van het lymfestelsel. Aanleiding daartoe zijn hoofdpijn, zware zenuwontstekingen in het bijzonder aangezichtszenuwneuralgie (trigeminus), hardhorendheid, oorsuizingen, angina pectoris, strottenhoofd tuberculose, chronische strottenhoofdontsteking, niet meer te opereren kwaadaardige gezwellen, endocarditis lenta.
De volgende 3 methoden van behandeling komen hiervoor in aanmerking:1.Breng een cantharidepleister aan, ter grootte van een postzegel, wrijf de daardoor ontstane blaar weg, leg er een prop watten met een novocaïneoplossing van 10% op en laat dan een roofje vormen met behulp van geconcentreerd salpeterzuur. Bij gevoelige patiënten de novocaïne onder de huid spuiten in plaats van de hooggeconcentreerde oplossing (hoogstens 1-2%) op de huid te leggen. Het ontstane roofje valt na enige dagen af en het wondoppervlak ettert sterk. Wanneer men een verbandpleister dicht om de aangedane plek plakt, wordt de ettering daardoor nog versterkt. Om deze in stand te houden kan men de ettering bestrijken met 20%-ige braakwijnzalf of met terpentinezalf, wanneer het etteren begint af te nemen. Ook door glazen bolletjes of zilveren spiraaltjes op de plek te leggen bereikt men dit, daar de aanwezigheid van vreemde voorwerpen de ettering op gang houdt.
2. Leg een hamer met steel in kokend water, spuit op de te behandelen plek novocaïne onder de huid (zie 1) en leg de hamer met het brede vlak op de huid. De brandblaar wordt verder behandeld als onder 1.
3. Druk een huidplooi op. Doorsteek deze met een steriele paknaald, waaraan operatiezijde bevestigd is. Aan de zijde is een glazen kraal geknoopt. Kraal en zijde worden met terpentinezalf ingesmeerd en het geheel wordt meerdere malen door de wond getrokken.
Wanneer ettering achterwege blijft, wordt de kraal eruit gehaald en nieuwe zalf aangebracht. Deze ook haarsnoer genoemde soort van f. wordt over het algemeen alleen in de nek aangebracht. Afdekken met verbandgaas en celstof.
De f. hebben een afleidende en omschakelende werking.
