Gepubliceerd op 18-08-2020

Stuk

betekenis & definitie

Tot de vele beteekenissen van stuk behoort ook die van : de zaak, waarmee men bezig is, die men onder handen heeft; het onderwerp, waarover men spreekt; zijn ambacht, zijn beroep. Vandaar: xo. van zijn stuk raken: van zijn onderwerp afgebracht worden, in de war raken; 20. op zijn stuk blijven staan: niet toegeven, volhouden (letterlijk dus: niet van zijn onderwerp af te brengen zijn); 30. voetbijstukhouden: niet afdwalen, bij ’t onderwerp blijven.

Maar in de uitdrukking: een stuk in zijn kraag hebben (= dronken zijn), bet. stuk een vaatje wijn en kraag wil zeggen keel, hals, men zei vroeger: „Ik draai je den kraag om,”; thans bet. kraag het kleedingstuk, dat om den hals gedragen wordt.

< >