vluchtig, onzeker, vergankelijk zijn (gezegd van aardsche dingen en genoegens). Het is een uitdrukking, die meermalen in den Bijbel voorkomt, vooral om aan te duiden, dat de goddeloozen ras voorbijgaan.
Ps. 35:5: „Laat ze worden als kaf voor den wind.” Job 21:18: „Gelijk kaf, dat de wervelwind wegsteelt.”