Gepubliceerd op 18-08-2020

De zondebok zijn

betekenis & definitie

het gelag moeten betalen; van het kwaad, dat anderen doen, altijd de schuld krijgen. Het woord zondebok komt in den Bijbel niet voor, maar is ontleend aan een godsdienstig gebruik der Joden op Grooten Verzoendag.

Op dien dag werden twee bokken in den tempel gebracht; door het lot werd aangewezen, welke bok voor God en welke voor Azazel zou zijn. De eerste werd als zondoffer geslacht en met het bloed besprenkelde de Hoogepriester het altaar en het verzoendeksel. Daarna legde de Hoogepriester de handen op den tweeden bok en belaadde hem met al de zonden, die het volk in de laatste maanden had begaan. Hierop dreef een man het dier naar de woestijn, waar, zooals men meende, Azazel (de satan) woonde, en waar de bok den dood vond. Dit dier, dat dus voor de zonden van anderen moest boeten, heet in onzen Statenbijbel in Leviticus 16:8 „weggaande bok” nl.: „één lot voor den Heere en één voor den weggaanden bok”; in het Hebr. staat „en één voor Azazel.” (Zeeman.)

< >