Gepubliceerd op 18-08-2020

Baan

betekenis & definitie

1. Baan breken.

Het is eigenlijk een germanisme (letterlijke vertaling van een Duitsch woord), want een baan kan alleen in rotsachtige bergstreken „gebroken” worden. Fig. wil het zeggen: nieuwe wegen openen voor denkbeelden, onderzoekingen, ontdekkingen, enz., die anderen dan kunnen volgen, om die denkbeelden enz. nader uit te werken of te volmaken. Baanbreker is dus wegbereider: „Pestalozzi en Fröbel waren de baanbrekers voor een nieuwe leerwijze.”2. Ruim baan maken, d. i. een doortocht banen door alle hinderpalen of belemmeringen uit den weg te ruimen.
3. Iemand van de baan knikkeren: een tegenstander verdringen, hem den voet lichten. Ontleend aan het knikkerspel.
4. Zijn baan schoonvegen: zich van alle schuld vrijpleiten. Ontleend aan het schaatsenrijden, evenals de baan is schoon — de gelegenheid is gunstig.
5. Iets op de lange baan schuiven: iets uitstellen. De oorsprong is niet duidelijk.

< >