Gepubliceerd op 18-08-2020

Appel

betekenis & definitie

De naam dezer vrucht komt in vele gezegden voor, die meestal uit zich zelf duidelijk genoeg zijn. Wij nemen daarom alleen:

1. De appel valt niet ver van den boom, di. het kind neemt de gebreken zijner ouders over, waarbij men moet denken : zooals de boom is, zoo zijn de vruchten en dus : uit de opgeraapte vrucht kan men den boom herkennen.
2. Een appeltje met iemand te schillen hebben : iemand over een voor hem onaangename zaak moeten onderhouden. (Het ontstaan der uitdrukking is niet duidelijk.)
3. Gouden appelen in zilveren schalen = een redevoering, die naar vorm en inhoud een meesterstuk mag heeten; ontleend aan Spreuken 25 : 11: „Een rede op zijn pas gesproken is als gouden appelen in zilveren geheelde schalen.”
4. Appelflauwte: een lichte, snel voorbijgaande, soms ook voorgewende bezwijming, die a. h. w. door het eten van een appel weer verdwijnt.

< >