Gepubliceerd op 18-08-2020

Amechtig

betekenis & definitie

staat voor a-mechtig, a-machtig, waarin a nog een voorvoegsel met ontkennende kracht is, zooals on.') Het beteekende dan ook oorspr.: krachteloos, uitgeput. „Hij was uitgeput en amechtig, een schaduw van wat hij geweest was.” (Potgieter.) Later dacht men aan: ademhechtig = naar adem hijgend, welke beteekenis het thans ook heeft: „Zijn afgestreden boezem hijgt, hij zijgt amechtig neer;” en fig. bij Staring: „Amechtig van zijn jagen naar schijngenot.” (In het Veluwsch zegt men nog hechten voor hijgen, bijv.: Wat staat die hond te hechten!)

< >