1. ae, f. groene, dunne tak, twijg, turea, van de wierookboom, Verg., viscata, lijmstokje, Ov., fasces virgarum atque aridi sarmenti, Liv.
2. ae, f. meton., stek; roede, (dunne) staf, vooral virgae, de roeden in de bijlbundels (fasces) der lictoren, waarmee de misdadigers gegeseld werden, Cic., Liv., vand. sing. collectief voor de bijlbundels, Ov., zweep, eig. van een ruiter, waarmee bij het paard stuurde en aandreef, nobilis equus umbrā quoque virgae regitur, Curt.; bezem, virga verrat humum, Ov.; toverstaf, vooral van Mercurius, Verg., Ov. | het op een twijg gelijkende: gekleurde streep (van een kleed), purpureis tingat sua corpora virgis, drage kleren met purperen strepen, Ov.