1. in ’t alg., beroofd, zonder, pectus v. amoris, Ov., lacus vidui a lumine Phoebi, Verg.
2. in ’t bijz., van de echtgenoot beroofd, zonder man, weduwe, domus, Ov., lectus, Ov., ook van nog ongehuwden, se rectius viduam et illum caelibem futurum fuisse, Liv., subst., vidua, ae, f. weduwe, Cic., ook = ongehuwde vrouw, Liv.; overdr., van bomen, waartegen geen wijnstokken opgeleid worden, als ’t ware = ongehuwd, arbor, Hor., evenzo van alleenstaande wijnstokken, vitis, Cat. | van zijn (haar) geliefde beroofd, eenzaam, puella, Ov., torus, Ov.