Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Văgus

betekenis & definitie

1. eig., ronddolend, -zwervend, -trekkend, zonder vaste woonplaats, multitudo dispersa atque vaga, Cic., Gaetuli, Sall., aves, Hor.; ook van het levenloze, flumina, kronkelend, Hor., venti, Hor., arena, dwarrelend, licht, Hor., luna, sol, Cic., crines fladderend, Ov., sidera, stellae, dwaalsterren, planeten, Cic.

2. overdr., onvast, weifelend, onbepaald, onbestendig, wispelturig, puella, Ov., sententia, Cic., fortuna, Cic., vagus adhuc Domitius, weifelend tussen de partijen, Vell. | in ’t bijz., ordeloos, solutum nec vagum tamen, Cic.; onbepaald, algemeen, pars quaestionum, Cic.; vol uitweidingen, genus orationis, Cic.

< >