ālis, n.
1. eig., het tribunal, een verhevenheid in de vorm van een halve cirkel, waarop overheidspersonen op hun sella curulis zaten, als zij openlijk ambtszaken behandelden, pro tribunali agere alqd, Cic., de sella (curuli) ac tribunali pronuntiat, Cic.; vand. (poët.) meton., van hen, die op het tribunal zitten, omne forum (markt = volk) quem spectat et omne tribunal (tribunaal = magistraten, aanzienlijken), Hor.
2. overdr., monument, katafalk.