gressus sum (3);
1. intr., over-, ergens heengaan, oversteken, in Europam, Liv., per montes, Liv., ad alqm, Tac., ad Africam, Eutr., c. abl. loci, Rheno, Tac. | overdr., (tot een partij) overgaan, ad alqm, Tac., in partes alcs, Tac.; (tot een handeling) overgaan, ab alqa re ad alqd, Tac.; (in de rede) overgaan tot enz., ad illos, quos etc., Val. Max.
2. trans., overschrijden, over ... heen gaan, voorbijgaan, -trekken, passeren, Taurum, Cic., flumen, Caes., colonias, Tac. | overdr., (een tijd of maat) overschrijden, annum nonagesimum transgressa, meer dan 90 jaar oud, Val. Max.; (in de rede) doorlopen, aanvoeren, constantis amicitiae exempla, Val. Max.; (stilzwijgend) voorbijgaan, mentionem viri, Vell. — Part. pass., transgresso Appennino, Liv.