ēre
1. eig., levenloos -, gevoelloos -, bewegingloos -, verdoofd -, verstijfd zijn, gelu of rigore, Liv.; ook van werkeloosheid, cessatione torpere, Cic., an dextrae torpent? zijn verlamd? Liv.; t. metu, Liv., torpebat vox spiritusque, elk geluid, elke ademtocht was verstorven, Liv., cum Pausiacā torpes tabellā, versteend zijt van verwondering over enz., Hor.
2. overdr., (geestelijk) verlamd zijn, si tua re subitā consilia torpent, als gij van verrassing geen raad weet, Liv., frigere ac torpere senis consilia, Liv.