gŏris, n.
1. eig., rug.
2. (poët.) overdr., lijf, romp, lichaam (van dieren), de tergore (suis), van de ham, Ov.; huid, vel, septem taurorum tergora, zeven runderhuiden als „schild”, Ov.; bedekking, Martis, pantser, Mart.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: