p. adi. gewoon, gebruikelijk
1. adi., vooral vaak solito more of more solito, Ov., Curt., more de solito, Verg., c. dat., armamenta Liburnicis solita, Tac.
2. subst., solitum, i, n., het gewone, gebruikelijke, gebruik, solitum quicquam liberae civitatis, iets wat volgens de regel tot een vrije staat behoort, Liv.; c. dat., Verg.; dikwijls met praepp., ex solito, volgens gewoonte, Vell., Sen., praeter solitum, Verg., of p. solita, Sall.; in de abl. bij de comp., en wel deels van het adi., maior solito, Liv., deels van het adv., solito serius, Liv., plus solito, Liv., magis solito, Liv.
